-
1 whew
interj. fluitend geluid, hé!, tsst, tsjonge; pff, oef, hèhè![ hjoe:]1 oef/oei♦voorbeelden:¶ whew! • poe, poe, tjonge; pf -
2 whistle
n. fluit, fluitje; toeter; keel (spreektaal)--------v. fluiten; toeterenwhistle1[ wisl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————whistle2〈 werkwoord〉1 fluiten ⇒ gieren, een fluitsignaal geven♦voorbeelden:¶ whistle up • in elkaar flansen, uit het niets te voorschijn roepenhe can whistle for it • hij kan ernaar fluiten -
3 fluiten
2 [fluitinstrument bespelen] play the flute3 [fluitend geluid voortbrengen] whistle ⇒ 〈 vogel, fluitketel〉 sing, 〈 schip〉 pipe, 〈 ter afkeuring〉 hiss♦voorbeelden:op zijn vingers fluiten • whistle through one's fingers〈 figuurlijk〉 daar kun je naar fluiten • 〈 krijg je nooit〉 you can whistle for it; 〈 zie je niet weer〉 you can kiss that goodbyeII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [door fluiten tot zich roepen] whistle♦voorbeelden:♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский